Nederlandse taal  English language  Deutsche Sprache 

Treinstel NS 252 van Stichting Het Nederlands Spoorwegmuseum (SpM)

Treinstel 252 te Blerick. Foto: Patrick Esseling

TractievormElektrisch
FabrikantWerkspoor NV, Zuilen
TypeMat '36 / Eld2 serie 211 - 263
Bouwjaar1938
Spoorwijdte1435 mm
StandplaatsBlerick
Bedrijfswaardignee, in revisie
Status NRRA
Gewicht79.000 ton
Lengte o/b43,48 m
AsindelingBo'2'Bo'e
Tractiedetails

tractiemotoren:  4 x Heemaf TM 711
- uurvermogen:  4 x 169 = 676 kW
- continu vermogen:  4 x 123 = 492 kW
- tandwielverhouding:  21 : 61
middellijn drijfwielen:  950 mm
snelheid: 120 km/h
straal kleinste boog:  100 m

Oorspr.eigenaarsNederlandsche Spoorwegen (NS)
Hist. nummers'38: 252 / '42: 418 / '66: 440 / '11: 252
      

Treinstel 252 (Werkspoor, Utrecht) kwam in 1938 op de baan en behoorde tot de serie tweewagentreinen ('tweetjes') Eld2 211-263. Deze serie was, samen met de drietjes ElD3 601-637 (de latere viertjes ElD4 601-625), besteld om te gaan rijden op het te electrificeren middennet. De samenstelling van het stel was CDk-BCk. De serie was gebaseerd op de enkele jaren daarvoor in dienst gestelde Hoek van Hollanders 201-208.

Vier jaar na de indienststelling werd de 252 uitgebreid met een gecombineerd derde klas/bagagerijtuig (type BDo) en vernummerd in 418. Later kwamen nog 29 tussenbakken zonder bagageruimte van Werkspoor, die elk met twee koprijtuigen de serie ELD3 401-429 vormden.

In de oorlog werd stel 418 weggevoerd naar Duitsland en keerde pas begin 1948 -zwaar beschadigd- in ons land terug. Pas eind 1949 kwam het stel naar Haarlem voor grote herstelling. Hoewel het in de volgende maanden nog tijdelijk werd opgeborgen (midden 1950) kwam de 418 begin 1951 toch weer geheel hersteld in dienst.


In de jaren 50 heeft de 418 in feite overal gereden. Vanaf februari 1966 kwamen de treinstellen ElD2 401-415 (plan V2), die de oude stroomlijners verdreven. Besloten werd de nog rijdende stellen te vernummeren. De 405, 413, 416 en 418 werden vernummerd in resp. 437, 438, 439 en 440.

Nog twee jaar heeft de 440 actief gereden, maar in mei 1968 kwam het stel ter beschikking van allerlei extra vervoer: vooral op het gebied van kindertreinen hebben de 3-en zich nog verdienstelijk gemaakt. Met ingang van de winterdienst van 1968 was het afgelopen: het vooroorlogse stroomlijnmaterieel had uitgediend voor wat betreft de 3-en: de oude 4-en van de serie 601-625 bleven nog wat langer in dienst.

De 440 was, in tegenstelling tot de 437-439, niet meteen voor de sloop bestemd. Het was de bedoeling om het stel te gebruiken voor proefnemingen met de traktie- en reminstallatie. Voor dit doel werd de middenbak uitgenomen, waardoor het stel zijn oorspronkelijke samenstelling (maar nog niet het nummer 252) terugkreeg. In de eerste twee weken van oktober 1969 werd de uitgenomen BDo 440 gelijk met de 439 tot schroot verwerkt.

In Op de rails van februari 1969 signaleerde de heer L.J.P. Albers het uitstel van executie voor de 440 en bepleitte de oprichting van een 'vereniging tot behoud van de 252'. Dit idee sloeg aan bij twee spoorwegbelangstellenden die elkaar al eerder op dit terrein gevonden hadden en die later de initiatiefnemers zouden worden voor de oprichting van de STIBANS. Gelukkig drong de tijd niet: de 440 was opgeborgen in Blerick en het enige wat al gedaan kon worden was het verzamelen van onderdelen die er voor zouden kunnen zorgen dat de 440 ooit weer in de oorspronkelijke staat zou kunnen worden teruggebracht. Van proefritten met het treinstel kwam uiteindelijk niets terecht. Het stel verdween naar de werkplaats te Maastricht en werd vervolgens opgezonden naar de Amsterdamse Rietlanden. Bij een bezoek in maart 1972 bleek dat de tand des tijds inmiddels flink aan het treinstel geknaagd had.

Gelukkig waren er nog meer belangstellenden die zich voor het lot van de 440 inzetten. Na een oproep in Op de Rails van april 1972 werd de 440 opgeborgen bij de werkplaats in Haarlem, waar hij provisorisch waterdicht werd gemaakt. Nu was actie geboden om verder verval te voorkomen en om het mogelijk te maken om in de toekomst met de restauratie te kunnen beginnen. In de tijd daarna werden andere treinstellen van relevante onderdelen te ontdaan, zoals een volledig 'grijs' eersteklas interieur, houten raamlijsten en buitenschuifdeuren. 

De 440 werd in januari 1977 naar een nieuwe standplaats op het terrein van de Werkplaats te Amersfoort overgebracht. Hier konden conserverende werkzaamheden aan het treinstel verricht worden en konden de verzamelde onderdelen in een oude van de HSM afkomstige bagagewagen worden opgeslagen. Op de Watergraafsmeer werd daarna uit de 282 (mat '46) een groot deel van het tweedeklas interieur gedemonteerd om de aangetaste delen uit de 440 te vervangen. Ook deze onderdelen kwamen in goede samenwerking met de NS naar Amersfoort.

Het Amersfoortse werkplaatsterrein bleek echter niet vandaalproof te zijn. Gelukkig kon het stel naar het terrein van de Hoogovens worden overgebracht. Hier kon de uiterlijke staat van het stel flink verbeterd worden. Zo werd de 440 weer in de originele olijfgroene kleur met rode biezen geschilderd en daarbij officieus terugvernummerd in 252. In 1985 bleek NS bij een inventarisatie een drietal draaistellen kwijt te zijn. Nader onderzoek toonde aan dat op deze draaistellen een trein stond namelijk de 440 / 252. Het probleem werd opgelost door de draaistellen met de rest van het stel aan STIBANS te schenken.

Na die tijd begonnen de voorbereidingen voor de viering van 150 jaar spoorwegen in Nederland. Op aandringen van de STIBANS kreeg de 252 een rol als statisch object in de materieelshow. Op basis hiervan kreeg het stel een plek in de 'museumloods' in Roosendaal. Om het stel op tijd in een toonbare staat te krijgen werd een uitwendige revisie uitbesteed aan de Firma Janssen te Bergen op Zoom, waartoe het stel van binnen verder gestript werd. Van 19 januari tot 12 mei 1989 verbleef het stel in Bergen op Zoom, waarna de STIBANS-medewerkers nog 4 weken hadden om er een presenteerbaar treinstel van te maken. Op 16 juni werd de Mat '36 II 252 samen met de elektrische locomotief 1010 door loc 1159 naar Utrecht gesleept.

Na afloop van het 150-jarige jubileum werd in de overdrachtsovereenkomst een bepaling van kracht dat de 252 niet op NS-spoor gestald mocht worden. Na een kort verblijf bij de Houtbereidingsindustrie te Dordrecht werd de Philips-vestiging in Roosendaal bereid gevonden om het treinstel te stallen, mits het in een uiterlijk goede staat gehouden zou worden.

In 1994 stootte Philips zijn spooraansluiting in Roosendaal af en moest het stel ook hier verdwijnen. In januari 1995 kwam de 252, gesleept door de Hondekoppen 768, 783 en 372 wederom in Beverwijk aan, waar door bemiddeling van de Hoogovens Stoomclub spoorruimte verkregen werd. Hier kreeg het stel in de zomer van 1995 een volledige uitwendige schilderbeurt in het historisch niet helemaal juiste grasgroen met gele biezen.

In 1996 werd de 252 overgebracht naar de Watergraafsmeer in Amsterdam. Hier vonden voornamelijk inventarisaties plaats voor de restauratie. Ontbrekende onderdelen zijn toen afgenomen van diverse Hondekoppen en opgeslagen in een aantal Hbis'en.

Op 25 juni 1999 presenteerde de Stoomtrein Goes Borssele (SGB) haar masterplan. Doelstelling daarvan was om uit te groeien tot een volwaardige museumweergave van de Nederlandse spoorwegen in de jaren '30. Daarnaast zou het aantal bezoekers toe moeten nemen onder andere door mensen 'op te halen' in Roosendaal, Middelburg en Vlissingen. In dit kader is een rol als pendeltrein aan de 252 toebedacht. Omdat de 252 nu een concrete toekomst heeft na afloop van de restauratie stemde het STIBANS bestuur in met dit voorstel, met de kanttekening dat het treinstel altijd STIBANS eigendom zal blijven.

In 2001 namen nieuwe activiteiten van NedTrain op de Watergraafsmeer zoveel ruimte in beslag dat het museummaterieel - dat zich daar inmiddels had verzameld - een andere stallingsplaats moest vinden. De 252 kreeg een plaatsje in de loods van het Spoorwegmuseum in Blerick. Ze stond daarmee voor het eerst in twaalf jaar weer onder dak.

In 2002 nam STIBANS de oude werkplaatsloods in Blerick in gebruik en kon de 252 voor het eerst onder dak op 'eigen'sporen gestald worden.

In het voorjaar van 2004 is begonnen met het schilderen van het gehele stel. Helaas bleek al gauw, dat het verblijf in de Meer het stel niet veel goeds heeft gedaan. Daarom is vooruitlopend op de grote revisie in eigen beheer alvast begonnen met enig noodzakelijk onderhoud aan de bakken.

Na ruim 25 jaar voorbereiding kwam in december 2007 dan eindelijk het verlossende bericht: treinstel 252 gaat op pad en krijgt z'n cascorevisie. De opdracht is gegund aan SFW Schienenfahrzeugwerk Delitzsch, nabij Leipzig (D). De 252 is daarom op 12 april 2008 naar Duitsland overgebracht.

De werkzaamheden in Delitzsch zullen zo'n twee jaar in beslag nemen. De 252 wordt volledig gestript, tot op het stalen casco. Slechte stukken plaatwerk worden vervangen, buitenschuifdeuren, klapdeuren en draairamen worden gerepareerd en gangbaar gemaakt. Het treinstel wordt in- en uitwendig geheel gestraald en daarna geconserveerd. Vanzelfsprekend wordt de 252 geschilderd in de afleveringskleuren, waarna ook de ramen worden teruggeplaatst. De stroomafnemers, draaistellen en koppelingen ondergaan in Delitzsch eveneens een revisie. De 252 is daarna weer goed transportabel om op diverse plaatsen in Nederland acte de présence te geven.

Het totale 252-project bestaat uit vier fases: 1. cascorevisie, 2. draaistelrevisie, 3. interieuropbouw, 4. rijvaardig maken

Fase 1 en 2 zijn nu in opdracht gegeven. Fase 3 zal na terugkeer van het treinstel gebeuren, in nauwe samenwerking met de Blerickse vestiging van Gilde Opleidingen. Uiteraard is hierbij ook een rol weggelegd voor de vrijwilligers van de STIBANS. Voorbereidende werkzaamheden, zoals het schoonmaken van losse interieuronderdelen en de restauratie hiervan, zijn inmiddels gestart. Fase 4, de technische revisie, is nog in voorbereiding.

Door de vele donaties en bijdragen (van onder andere de Mondriaan Stichting, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het VSB-fonds) kunnen fase 1 en 2 worden uitgevoerd.

Eind 2009 is de 252 in eigendom overgegaan naar het Spoorwegmuseum, waarbij de Stibans betrokken is en blijft. Zo is de toekomst van het stel verzekerd. De afbouw zal nu verder ter hand genomen moeten worden: hiertoe is o.a. door de Stichting vrienden van het Spoorwegmuseum een bijdrage geleverd voor de revisie van de tractiemotoren.

In 2010 kreeg SFW Schienenfahrzeugwerk Delitzsch de opdracht de fases 1 en 2 uit te voeren, waarna de 252 naar voormalig Oost-Duitsland op transport ging. In februari 2011 kwam het treinstel in schitterende staat terug naar het Spoorwegmuseum, waarna een vervolgplan werd opgesteld.

In de zomer van 2012 werd begonnen aan het verdere herstel, die voor het publiek zichtbaar in Wereld 4 van het museum plaats vindt. Er wordt inmiddels gewerkt aan het pijpwerk, waarin de bekabeling van de elektrische installatie wordt aangebracht, en aan de inbouw van de luchtkanalen en de verwarmingskoffer voor de heteluchtverwarming ('s winters) of ventilatie ('s zomers). Daarna worden de luchtketels en het pijpwerk voor het remsysteem en o.a. de motorgenerator voor de laagspanningsinstallatie aangebracht. Dit alles vindt plaats onder de vloerbalken. Na het voltooien hiervan zullen de vloer en het interieur worden ingebouwd.
In november bleek een kostenoverschrijding te ontstaan, waarom de werkzaamheden tijdelijk stilgelegd werden.

(BS 30/5'13)

Links

Data beheerd door:
Thom Geerdink, email: Thom.Geerdink(a)ziggo.nl
Vervang (a) door @, dit is een antispam maatregel.